Familie de Bouter

DE NAKOMELINGEN VAN EEN VLUCHTELING


Als de gegoede burgers van de schepenbank van Audenaarden in Vlaanderen na de dood van Jacob Zegherszn Bauter in 1566 moeten vastleggen hoe zijn goed wordt verdeeld, blijkt dat een van de drie kinderen van Jacob niet meer in het land verblijft. Dat zal de heren niet hebben verbaasd. Door de godsdiensttwisten van die tijd was vluchten naar het buitenland aan de orde van de dag. In de Staten van Goed van Audenaarden wordt dan ook simpel vermeld: Ariaen Jacobs, 20 jaar oud, geëmancipeerd (= naar het buitenland vertrokken).

In de eenentwintigste eeuw kwam door weging van de aanwijzingen vrijwel vast te staan dat genoemde Ariaen naar Holland moet zijn uitgeweken, vermoedelijk met hulp van zijn rijke en machtige oom Pieter Bouter, zelf een vluchteling en woonachtig in Londen. Omdat zowel in de Utrechtse als Amsterdamse archieven de naam Bouter in de zeventiende eeuw herhaaldelijk opduikt, ligt het voor de hand om in die twee steden te gaan zoeken naar sporen van een Ariaen Jacobszn Bauter, misschien Hollands gespeld, niet meer met -au maar met -ou. Dan blijkt echter dat noch in Amsterdam, noch in Utrecht rond of kort na 1566 een Bauter of Bouter is te vinden.
Genealogen weten echter maar al te goed, dat het gebruik van achternamen in het zestiende- eeuwse Holland alleen onder gegoede burgers voorkomt. Het gewone volk bedient zich in de regel van patroniemen (of van bijnamen) om duidelijk te maken wie een bepaalde persoon precies is. Zo wordt de in 1649 in Utrecht geboren Gerrit Bouter bij zijn huwelijk Gerrit Willems genoemd, naar zijn vader Willem Bouter, terwijl Gerrits zoon Wilhelmus weinig consequent bij de doop in 1676 Wilhelmus Willems, maar bij zijn latere huwelijk in 1702 toch weer Willem Bouterse heet. Uit dat verwarde gebruik van achternamen en patroniemen valt in ieder geval de les te leren dat het vaak handiger is om naar mensen te zoeken op de voornaam van hun vader.
Komt er dan wellicht in het laatste kwart van de zestiende eeuw in Utrecht of Amsterdam een Ariaen Jacobs of Jacobsz voor?
Wis en zeker! En weinig verwonderlijk, want in steden als Utrecht en Amsterdam liepen zowel de gemeente als de protestantse kerken voorop in het streven naar een betrouwbare administratie. Hoeveel er dan ook nog fout mocht gaan, het is rond 1600 al niet meer wel denkbaar dat iemand veertig jaar in zo’n stad zou kunnen leven zonder sporen na te laten.
In de archieven van de Hollandse hoofdstad komt de naam Ariaen Jacobsz vele malen en in veel spellingsvormen voor in de periode tussen 1576 en 1620. Dat onder al die vermeldingen ook de gezochte vluchteling uit Audenaarden schuil gaat wordt waarschijnlijk als uit blijkt, uit een schriftelijke verklaring van 1599, dat in dat jaar een Ariaen Jacobsz, (caffawerker) afkomstig uit Vlaanderen het poorterschap van Amsterdam heeft weten te bemachtigen.
Tweemaal staat een huwelijk van Ariaen Jacobs met een zekere Trijn Everts beschreven in de Amsterdamse archieven. Eenmaal gespeld Arian Jacobs en eenmaal Aerian Jacobs. De Vlaamse vluchteling is in 1576 dertig jaar, een prachtige leeftijd voor een huwelijk. Bovendien is het een protestants huwelijk. Omdat Ariaen als protestantse ketter uit het katholieke Vlaanderen is gevlucht zou een andere overtuiging niet kunnen.
Goed twee jaar later, op 2 mei 1578 wordt de doop beschreven van een dochter Marij uit vader Adriaen Jacobs en moeder Trijn Evers. Is er misschien iets meer bekend over de moeder van dit kind, over Trijn Everts dus?

Ondertrouw Aerian Jacobs en Trijn Everts. Dit huwelijk is gesloten in augustus 1576 in de Oude Kerk te Amsterdam

Wel, uit een doopbericht van een kind Sijmon in 1574 blijkt het bestaan rond die tijd van een echtpaar Evert Gerrits en Mari Garbrants. Kinderen uit dit huwelijk zullen aangeduid worden met het patroniem Everts. In 1573 huwt in Amsterdam een Gerritchen Everts, in 1584 een Gerrit Everts. Op grond van zowel hun voornaam als achternaam kan aangenomen worden dat dit kinderen zijn van genoemd echtpaar, in dat geval dus mogelijk een zus en broer van Trijn Everts.
Dat Trijn Everts een broer Gerrit heeft gehad, blijkt ook daaruit, dat een Gerrit Evertsz op 4 juni 1587 zijn dochter de naam Trijn geeft.
Er zijn vervolgens sterke aanwijzingen in het Amsterdams archief te vinden voor het feit dat de echtgenoot van Trijn Everts een Bouter is geweest. Ook voor het feit dat de schoonvader van deze Ariaen Jacobs Bouter de naam droeg van Evert Gerrits.

Ten eerste.
Trijn Everts en Ariaen Jacobs geven in 1578 een dochter de naam Marij. Als de moeder van Trijn Everts Mari Garbrant is geweest, betreft het hier een vernoeming naar deze grootmoeder.

Ten tweede.
In 1598 wordt een Trijn Bouten, gehuwd met Cornelijs Claessen, moeder van een zoon die de naam Garbrant krijgt. Hier verschijnt voor de eerste maal de naam Bouter (met een kleine afwijking, dat wel) in de archieven van de hoofdstad, gekoppeld aan de voornaam Trijn. Bovendien verwijst de naam van het kind naar de familie Garbrants.

Ten derde.
Een Joost met onbekende achternaam krijgt omstreeks 1605 een dochter die hij de naam Jacomine geeft. Jacomine is de vrouwelijke vorm van Jacob. Als deze dochter Jacomine Joosten in 1629 en 1630 moeder wordt van kindertjes De Roy, laat zij voor zichzelf de achternaam Bouters noteren. Waar bij een doop in 1570 in de Oude Kerk van Amsterdam een vader Joost Gerbrant wordt vermeld, is duidelijk dat de naam Joost voorkomt in de familie Gerbrant/Garbrant. Dochter Trijn Everts van Mari Garbrant kan daardoor de wens hebben gehad om die naam Joost door te geven aan het nageslacht. En alleen als vader Joost van Jacomine Joosten een zoon is van Ariaen Jacobs en Trijn Everts, kan verklaard worden waarom Jacomine zich in 1629 ineens Bouters laat noemen, zoals haar tante Trijn dat al in 1598 deed. Bovendien is dan wel zeker dat Jacomine een vernoeming is naar Ariaen Jacobs Bouter, en over hem heen ook nog naar zijn Vlaamse vader Jacob Bauter.

Ten vierde.
Op 25 november 1627 laat een soldaat Aerjaen Bouters, gehuwd met Catlijn Frans, in de Oude Kerk van Amsterdam een dochter Sijntje dopen. Deze Aerjean zal haast zeker de zoon zijn van de Ariaen Ariaens die op 19 maart 1605 in ondertrouw gaat met Lijsbet Claes en zeer kort daarna, op 24 april 1607 bij de Oude Kerk wordt begraven. De kleinzoon Ariaen Ariaens moet dus omstreeks 1606 zijn geboren. Opnieuw duikt dan in de tweede generatie gerekend vanaf Ariaen Jacobs de naam Bouter op.

Ten vijfde.
Een zelfde redenatie kan worden opgezet voor het vaderschap van een Evert Bouter in Overschie. In 1650 wordt in die plaats Evert Bouter vader van een dochter Anna. Aangezien het huwelijk van Trijn Everts en Ariaen Jacobs dan bijna vijfenzeventig jaar oud is, zal deze Evert Bouter niet een zoon, maar eerder een kleinzoon zijn van die beide. Met een geografisch argument (de afstand tussen Stolwijk en Overschie bedraagt slechts vijfentwintig kilometer), wordt Pieter Ariens Bouter de waarschijnlijke vader van deze Evert. Pieter Ariens heeft dan eenvoudig na zijn vader ook zijn moeder vernoemd.
Veel maakt dat in dit verband niet uit: het geboortebericht uit Overschie legt net als in het geval van Trijn, Joost en Aerjean een aantoonbaar verband tussen de namen Bouter en Everts, en/of tussen Ariaen Jacobs en Ariaen Bouter. Vervelend voor de onderzoekende genealoog is echter, dat van alle mogelijke kinderen van Trijn Everts en Ariaen Jacobs alleen van Marij uit 1578 in de Amsterdamse archieven een doopbericht te vinden is. Trijn Ariens en Joost Ariens komen als het ware uit de lucht vallen, waar uit latere
vermeldingen duidelijk is dat ze toch echt hebben geleefd. Ook Jacomine Bouters wordt bewezen moeder van kinderen, maar van een doopvermelding geen spoor. Deze tegenslag heeft echter ook een zonzijde. Het wordt door deze klaarblijkelijke hiaten in de archieven gemakkelijker om te accepteren dat ook van andere kinderen van Ariaen Jacobs en Trijn Everts geen doopbewijs is te vinden.

Nu is er gelukkig die omstandigheid, dat geen enkel ouderpaar in die jaren een naam zo maar zou verzinnen. Altijd krijgt de boreling een naam die terug te vinden is in het voorgeslacht, bij de getuigen, of bij bijzondere relaties. Getuigen zijn bovendien vaak bijzondere personen voor de vader of moeder van het kind. Namen die op grond van dat gebruik verwacht mogen worden in dit gezin zijn dus: Jacob, Ariaen, Evert, of Pieter terwijl meerdere pijlen verwijzen naar de voornaam Gerrit; voor meisjes vallen te verwachten: Evertgen, Ariaentgen, Gerrichien of Pietertje.
En met die richtlijn der gewoonte bij het kiezen van namen, komt het zoeken naar kinderen van Trijn Everts en Ariaen Jacobs dan in een stroomversnelling, met de volgende reeks van vondsten.

Ten eerste.
In Stolwijk huwt rond 1600 een Pieter Ariens Bouter met de domineesdochter Elsje Simonsdr Vlieger. Pieter oefent het typisch Vlaamse beroep van linnenwever uit. Bovendien wordt soms de achternaam van een van diens zonen in de Stolwijkse boeken nog met -au geschreven, als Bauter. Vlaamser kan het niet. Dat Ariean Jacobs graag zijn weldoener, oom Pieter Bouter uit Londen eert met een vernoeming, behoeft geen betoog.

Ten tweede.
In Culemborg huwt in 1648 een Gerrit Bouter, wiens vader eveneens Gerrit Bouter heeft geheten. Gerrit Bouter senior blijkt bovendien een zoon Willem te hebben gehad, die al in 1637 in het huwelijk treedt, wat met vrij grote zekerheid de geboortedatum van Gerrit senior plaatst rond 1585. Was Gerrit niet ook een te verwachten naam in het huwelijk van Ariaen Jacobs Bouter met Trijn Everts op grond van onder meer het feit dat de schoonvader van Ariaen Jacobs de naam droeg van Evert Gerrits?

Ten derde.
De boven eerder genoemde Ariaen Ariaens, vermoedelijk vader van soldaat Aerjaen Aerjeans die zich in 1627 Bouters laat noemen, moet deel hebben uitgemaakt van het gezin van Ariean Jacobs en Trijn Everts.

Ten vierde.
De inschatting dat Evert Bouter uit Overschie een zoon is van Pieter Ariens en kleinzoon van Ariaen Jacobs en Trijn Everts, maakt Pieter Ariens lid van het gezin van Ariaen Jacobs en Trijn Everts.

Ten vijfde.
Iets moeilijker lijkt het te liggen met de in 1630 in Drunen vermoorde Abraham Bouter. Kan er een Abraham voorkomen in het gezin van Ariaen Jacobs en Trijn Everts?
Het antwoord is niet moeilijk te vinden. De enige zoon van oom Pieter heet Abraham.
Bovendien is deze Abraham een van de eerste officieel door een synode benoemde dominees in Nederland. Dominee Abraham Bouter en Ariaen Jacobs Bauter zijn volle neven, en het moet eervol zijn geweest om een dominee in de familie te hebben.
Een aansluitend argument om aan te nemen dat Ariaen Jacobs en Trijn Everts een zoon Abraham hebben gehad, is te destilleren uit het gegeven dat ook Pieter Ariens Bouter en Elisabeth Simonsdochter de Vlieger een zoon de naam Abraham geven. Voor hen is de dominee Abraham Bouter wel heel ver weg om te vernoemen, maar bij de aanname dat Pieter Ariens een broer Abraham Ariens gehad heeft, wordt die vernoeming heel normaal.
Het verhaal begint op een detective te lijken als we lezen dat de moordenaar van Abraham Bouter in 1630 de naam Arien Arienszn, bijnaam De Groene, draagt. Een moord in de familie Bouter? Het lijkt er veel op, want de moordenaar vraagt gratie aan stadhouder Frederik Hendrik in wiens leger hij dient, terwijl bij de doop van Sijntje Bouter uit Aerjean Bouters en Catlijn Frans op 25 november 1627 expliciet wordt vermeld dat het beroep van vader soldaat is. Heeft deze kleinzoon van Ariaen Jacobs zijn oom Abraham vermoord?
Het is met de bovenstaande tekst in de hand mogelijk om een schets te maken van het gezin van Ariaen Jacobs en Trijn Everts. (Zie bijlagen). Vermoedelijk zeven tot negen kinderen. Voor het nageslacht zijn echter slechts twee namen van belang.

Tachtig procent van alle Bouters in Nederland stamt af van Pieter Ariens uit Stolwijk. Tien procent van Gerrit Ariens uit Culemborg, waarbij op te merken valt dat ruim de helft van die tien procent De Leeuw den Bouter is gaan heten.

De resterende tien procent aan tegenwoordige Bouters stamt af van Jan Bouter, ook een Vlaming, maar een katholiek die om andere dan geloofsredenen naar ons land is gevlucht. Zijn nakomelingen zijn altijd katholiek gebleven.

Ariaen Jacobs Bouter is genealogisch gezien een sleutelfiguur.
De man die in deze tekst wordt besproken is niet zomaar een kraal in een lange ketting van voor-vaderen Bouter. “Hij is de extra aandacht dubbel en dwars waard.” Want in zijn persoon wordt de verbinding gelegd tussen Vlaamse Bauters van de veertiende en vijftiende eeuw enerzijds en de Hollandse Bouters van 1576 tot heden.
Maar toen twaalf jaar geleden een amateur-genealoog als eerste beweerde dat Pieter Ariens Bouter uit Stolwijk een Vlaamse vader had in de persoon van de vluchteling Ariaen Bauter, zoon van Jacob Bauter uit de omgeving van Audenaarden, moest hij zijn postulaat onderbouwen met het in Holland rond 1600 terugkomen van de uit Zingem en Londen bekende Bauter- voornamen Ariaen, Pieter en Abraham, als ook met de prachtige aansluiting in de tijd van het vluchtverhaal van Ariaen en het wordings- verhaal van het gezin van Pieter Ariens in Stolwijk. Een sterke tegenwerping was toen altijd, dat in Holland geen spoor was te vinden van de naam
Jacob Bauter, toch de naam van de vader van Ariaen. Nu in de onderhavige tekst wordt aangetoond dat de vluchteling zelf tientallen jaren in Amsterdam heeft geleefd met precies die naam Jacob als patroniem, is de tegenwerping van weleer geworden tot een krachtig argument vóór de afkomst uit Vlaanderen van vrijwel alle Bouters in Nederland.

Maar niet alleen dit afkomst verhaal maakt Ariaen Jacobs tot een genealogische sleutelfiguur. In dit artikel wordt met talrijke aanwijzingen aannemelijk gemaakt, dat hij ook de schakel vormt tussen de Culemborg-Utrechtse Bouter-tak en de Stolwijk-Groot-Ammerse Bouter-lijn. In die
laatste rol is hij ook de eerste Hollandse stamvader van alle nu levende leden van de familie De Leeuw de Bouter.


Tenslotte. De kans dat de afstammingslijnen die in het bovenstaande worden geschetst overeen-stemmen met de historische feiten is erg groot. Maar het blijft altijd mogelijk dat er een zwarte zwaan wordt ontdekt. Met andere woorden: kansberekening is wat anders dan een waterdicht bewijs. Persoonlijk ben ik er meer dan ooit van overtuigd geraakt dat in de eerste plaats iedere Bouter zich erop mag beroemen qua afkomst een Vlaming te zijn, vervolgens ook dat stamvader Gerrit Bouter uit Culemborg en stamvader Pieter Bouter uit Stolwijk broers waren.

s-Gravenzande, maart 2018
Aart Bouter

Bijlage 1 Systematische herhaling van het voorafgaande
Aannemelijk te maken:
Gerrit Bouter, geboren ca 1585, wonende in Culemborg is een broer van Pieter Ariens Bouter,
geboren ca 1575, wonende in Stolwijk,
Gegeven:
1e. In Amsterdam leeft in 1599 een Ariaen Jacobs afkomstig uit Vlaanderen.
2e. In Amsterdam sluit in 1576 een Arian Jacobs een protestants huwelijk met Trijn Everts.
3e. Arian Jacobs en Trijn Everts krijgen in 1578 een dochter Marij.
4e. Er wordt vermeld in de Amsterdamse archieven dat in 1574 een ouderpaar Evert Gerrits en
Mari Garbrant een zoon Sijmon laat dopen.
5e. Er wordt vermeld in de Amsterdamse archieven dat in 1570 een ouderpaar Joesten
Gerbrant en Nies Claes een zoon Jan laat dopen.
6e. Een Gerrit Evertsz noemt in 1587 zijn dochter Trijn.
7e. In de Amsterdam archieven komt vóór 1700 vier keer de naam Bouter voor. In 1598
geschreven als Bouten, vervolgens drie keer geschreven als Bouters: eenmaal voor een vader
Aerjean Bouters in 1627 en twee maal voor een moeder Jacomine Joosten Bouters in 1629 en
1630, gehuwd met Carel de Roij.
8e. Pieter Bouter uit Stolwijk is een zoon van de Vlaamse vluchteling Arien Bouter, welke Arien
in 1546 in het Vlaamse Zingem is geboren als zoon van Jacob Bauters en een niet met naam
bekende moeder, tevens als oomzegger van reder en ouderling Pieter Bouter, zelf een Vlaamse
vluchteling woonachtig te Londen.

Aanwijzingen c.q. argumenten:

1e. De vluchteling Arien Bouter zou aangeduid met zijn patroniem Arien Jacobs heten.

2e.Van de Ariaen Jacobs die in 1599 het poorterschap van Amsterdam koopt wordt expliciet
vermeld dat hij afkomstig is uit Vlaanderen.

3e. Om het poorterschap van Amsterdam te kunnen betalen moet je het nodige spaargeld
hebben vergaard. Vluchteling Arien Bouter is in 1599 drieënvijftig jaar. Dat is te rijmen met die
hoge kosten. (Als in 1659 Willem Bouter als passementswerker het poorterschap van Utrecht bemachtigt, is ook hij rond de vijftig jaar).

4e. In 1576 is Arien Bouter 30 jaar. Voor het sluiten van een huwelijk een normale leeftijd.

5e. Arien Bouter is een protestantse vluchteling: het huwelijk wordt in een hervormde kerk gesloten.

6e. Er zijn in het recente voorgeslacht van Arien Bouter geen vrouwen bekend met namen die lijken op Marie, dus de naam van het kind Mari Ariens uit 1578 moet te verklaren zijn uit het voorgeslacht van de moeder. Als Trijn Everts een dochter is van Evert Gerrits en Mari Grabrant is aan deze eis voldaan.

7e. Een Trijn Bouten krijgt in 1598 een zoon Garbrant. Voornaam en achternaam van deze Trijn verwijzen naar de verbintenis van Trijn Everts met Ariaen Jacobs Bouter, terwijl de naam van het kind de relatie met de Garbrants bevestigt.

8e. Dat in Amsterdam een dochter Jacomine van een zekere Joost in 1629 en 1630 bij de doop van haar kinderen voor zichzelf de naam Bouters laat noteren, kan alleen worden verklaard als vader Joost de wettige zoon is van een vader die zich Bouter mag noemen. Als Ariaen Jacobs de Vlaamse vluchteling van 1546 is, dan voldoet hij aan die voorwaarde.

9e. De vorige aanwijzing wint aan kracht door het gegeven dat in de tweede helft van de zestiende eeuw in Amsterdam een Joost Gerbrant heeft geleefd, wat in aanmerking genomen het feit dat de naam Joost in het voorgeslacht van Ariaen Jacobs niet voorkomt, de verklaring daarvoor kan zijn dat uit het huwelijk van Ariaen Jacobs en Trijn Everts, dochter van een Garbrant, een zoon Joost is voortgekomen.

10e. Daarbij komt nog de naam van moeder van 1629 en 1630: Jacomine is de vrouwelijke vorm van Jacob. Joost heeft eenvoudig zijn vader vernoemd toen hij deze dochter kreeg.

11e. De vermelding van een vader Evert Bouter bij de doop van Anna Bouter in 1650 in Overschie vormt als een vernoeming in tweede of derde generatie een aanwijzing voor het bestaan van een huwelijksband Bouter – Everts.

12e. De vermelding van een vader Aerjaen Bouter bij de doop van Sijntje Bouter in 1627 in Amsterdam vormt als samenvoeging van de voornaam Aerjaen met de achternaam Bouter een volgende aanwijzing daarvoor dat poorter Ariaen Jacobs ook Arien Bouter van 1546 is: Sijntjes vader Aerjaen is dan een vernoeming in de tweede generatie naar de stamvader.

13e. Gerrit Bouter uit Culemborg moet blijkens de huwelijksgegevens van zijn zoons naar schatting tussen 1580 en 1585 geboren zijn. Dat past naadloos in het gegeven van een in 1576 gesloten huwelijk tussen Trijn Everts en Ariaen Jacobs.

14e. Als een dochter van broer Gerrit Evertsz de naam Trijn krijgt, heeft Trijn een argument temeer om een van haar zonen Gerrit te noemen.

Conclusie:
De uit Vlaanderen afkomstige poorter Ariaen Jacobs is in 1576 in het huwelijk getreden met Trijn Everts, welk huwelijk hem een schoonvader heeft gegeven met de naam Evert Gerrits. Onder meer het patroniem van deze schoonvader maakt het waarschijnlijk dat Arien Jacobs Bouter een zoon de naam Gerrit heeft gegeven. Gegeven dat Pieter Ariens Bouter uit Stolwijk ook een zoon is van de Vlaamse vluchteling Arien Jacobs Bouter , volgt dan dat Gerrit Bouter uit Culemborg en Pieter Bouter uit Stolwijk broers zijn.

Bijlage 2 Mogelijke concretisering van het gezin van Trijn Everts en Ariaen Jacobs Bouter

Bijlage 3 Afstammingslijnen in beeld

Bijlage 5 De kleinkinderen van Ariaen Jacobs Bouter en Trijn Everts
Niet alleen van de kinderen van het echtpaar Bouter-Everts is nauwelijks een doopvermelding te vinden, ook van de kleinkinderen is in de regel geen doopbewijs overgeleverd. Het merkwaardige feit doet zich echter voor, dat juist van het oudste kleinkind dat doopbericht wél in de archieven voorkomt. Op 5 mei 1598, op de leeftijd van 52 jaar, wordt Ariaen Bouter voor de eerste maal grootvader. Het kind heet Garbrant Cornelisse, geboren uit de nog erg jonge moeder Trijn Bouten en vader Cornelijs Claessen.
Een jaar of acht later moeten kleindochter Jacomine Joosten Bouters en kleinzoon Ariaen Ariaens Bouter zijn geboren. Garbrant, Jacomine en Ariaen zijn de drie kleinkinderen die Ariaen vermoedelijk van dichtbij heeft zien opgroeien.
Van Pieter Ariens in Stolwijk is het aantal kinderen niet precies bekend, omdat de doopboeken van Stolwijk pas vanaf 1651 worden bijgehouden. Zijn oudste zoon heet uiteraard Arie(n) en moet ongeveer in of kort na 1600 zijn geboren. Naar mogelijke dochters van Pieter Ariens blijft het raden. Maar kleinzonen die hij aan Ariaen Jacobs Bouter schonk zijn in ieder geval: Arie(n), Simon, Jan, Abraham, waarschijnlijk een Evert en mogelijk een Wouter, alle geboren vóór 1615.
In Culemborg wordt vanaf 1634 een gereformeerd doopboek bijgehouden. Gerrit Ariens heeft in dat stadje gewoond, gezien het gegeven dat zijn zoon Gerrit in die plaats is geboren. Gerrit heeft ten minste drie kinderen gekregen bij een vrouw wier naam niet meer is te achterhalen: Gerrit,
Willem en Agatha. De laatst genoemde, Agatha Gerritse Bouter huwt in 1633, Willem in 1637, waaruit zich laat berekenen dat de kinderen van Gerrit senior tussen 1605 en 1615 geboren zullen zijn.
De sterfdatum van Ariaen Jacobs Bouter is uit de begraafregisters van Amsterdam niet te achterhalen. Hoeveel kleinkinderen hij nog heeft meegemaakt, is daarom ook niet te bepalen.