Molens

Dat onze lijnvader Pieter (1) een molenaar moest zijn geweest bleek aanvankelijk uit het schilderij waarvan veel duplicaten in verschillende takken van de familie aanwezig zijn. Het origineel hangt bij de familie in Ammerstol  te pronken. (zie rubriek foto’s) Toch hebben we hier niet de aansluiting gevonden met Pieters werk als molenaar. We hebben in totaal 4 molens gevonden waarvan Pieter (1) eigenaar en molenaar is geweest. Dat waren of korenmolens of Grutmolens. De molen op de foto kan een polder of watermolen zijn. Maar het zou ook een grotmolen kunnen zijn.

Op 20 juni 1800 wordt er een korenmolen genaamd “Het Schaap” gekocht door Pieter de Leeuw de Bouter en Jacobus de Pauw. De molen staat buiten de Haarlemmerpoort, dus toen ook nog buiten Amsterdam aan de Een Honderd Roeden. Op 18 oktober 1803 verkocht Pieter zijn deel aan Jacobus de Pauw. De molen was bij een brand totaal verwoest.

Uit andere bronnen die we gebruiken voor de realisering van onze stamboom weten we dat Pieter en zijn gezin vertrokken zijn naar Ransdorp. 

Op de plek waar nu huizen staan (voor de kerktoren) stonde molen van Pieter (1)
Waar nu huizen staan stond vroeger de molen van Pieter (1) te Ransdorp.

Het was even zoeken naar een foto of tekening van de molen in Ransdorp. We zijn er ook niet zeker van dat deze prent juist is, maar dit vonden we in het Museum of New Zealand. Zo lang er geen betere aanwijzing is houden we het voorlopig hierop. Deze tekening is gemaakt in 1924 door William Roberts. De molen bestond toen niet meer. Er moet dus nog een schilderij of ander voorbeeld zijn.

Geetst door William Roberts, 1924

Over de geschiedenis van Ransdorp zijn twee boeken verschenen van de hand van de heer Porsius. Een aantal passages hieruit laten zien welke strijd Pieter(1) heeft gevoerd om te overleven.

Op een gegeven moment, en wel in 1803 werd de molen van de weduwe Jan Jansz Walboom (genaamd Maria Hadderat) verkocht aan Pieter de Leeuw de Bouter.
Dan volgt in dat boek deze tekst:
‘Vergeefs vecht hij (d.i. dus Pieter(1)) tegen de bakkers om het maalloon op een hoger niveau te brengen. Het loon lag echter al hoger dan in de naburige bannen, zodat de poging om de korenmolen rendabel te kunnen houden, mislukte. Om het hoofd boven water te houden, begint De Leeuw de Bouter in 1805 koeien te houden. Het gevolg was dat er minder tijd was voor het molenwerk, dat de kwaliteit afnam en en het onderhoud van de molen werd verwaarloosd. Hoewel het hem lukte om in 1810 een forse verhoging van het maalloon door te voeren – ten opzichte van 1795 een stijging van 60% – blijft hij aandringen op nog meer, omdat de molen grote reparaties moest ondergaan. De verhoging blijft uit en in april 1813 verkoopt De Leeuw de Bouter de achtkantige molen en het bijbehorende huis aan Anthonie Rekoert’ (einde citaat)

Pieter verkocht zijn molen dus aan Arij Rekoert, de zoon van Anthonij Recourt. (de naam verandert nogal eens) Dus maar eens in de geschiedenis van deze familie gedoken.

In de geschiedschrijving van molenaars geslacht Recourt stond echter dat Anthonij Recourt vanaf 1811 (op molen de Pauw in Groot-Ammers) molenaar was geweest. Gesuggereerd werd ook dat hij dat is gebleven tot 1822. Dat bleek iets anders te liggen. Uit dezelfde geschiedschrijving bleek ook dat de zoon van Anthonij Recourt, Arij Recourt de molen van Pieter (Ransdorp) in 1813 had gekocht. Zou Pieter de molen in Ransdorp dan geruild hebben met molen de Pauw (Groot-Ammers) van de familie Recourt? We hebben teneinde raad, onze vraag voorgelegd aan diverse historische verenigingen in de Alblasserwaard en de SIMAV (eigenaar van vele molens in Nederland en in het bijzonder in de Alblasserwaard). Ook zij hebben flink moeten zoeken maar al snel kwam het verlossende antwoord. Anneke Bode liet ons weten dat Pieter de korenmolen van Gelkenes (Groot-Ammers) in 1813 heeft gekocht. Samen met zijn zoon Willem zijn zij daar tot 1821 korenmolenaar geweest. Hij heeft de molen toen verkocht voor 4000 gulden aan Jan Spruijtenburg. De foto’s die we kennen van molen de Pauw hebben weinig overeenkomsten met de molen van het schilderij. Dus blijft er nog een vraagje liggen. Wat is de betekenis van deze (water)molen op het schilderij voor de familie?

De zoektocht naar de molen op het schilderij levert wel een mooie bijvangst op. Molen 4 is gevonden, een rosmolen. We dachten aanvankelijk dat er in het leven van Pieter (1) geen plaats meer was voor nog een (polder)molen. Nadat hij stopte als korenmolenaar in 1821 op molen de Pauw in Groot -Ammers werd hij immers grutter/kruidenier. Soms struikel je bijna over de antwoorden of liggen ze voor sommigen letterlijk om de hoek. We hebben dus weer een molen gevonden. Geen poldermolen, maar ach wie maalt daar nu nog om. En wie zegt dat de molen op het schilderij een poldermolen is. Pieter werd dus grutter. Eerst maar even een uitleg over een grutter. Een grutter werkt in een grutterij. Een grutterij is een bedrijf, ook wel grutmolen genoemd, waarin “grutten” gemaakt werden, d.w.z. waar de zaadkorrels van boekweit en bepaalde graansoorten (gerst en haver) in kleine stukjes werden gebroken. Dit was goedkoop voedsel en werd als pap gegeten. De boekweit werd in de grutterij eerst op een eest gedroogd. Op de eest is de bast al voor een deel gesprongen, hij wordt nu van de gepelde korrel losgemaakt en de zo gepelde korrel wordt tegelijkertijd gebroken tussen de breekstoel, aangedreven door de rosmolen. Gebroken boekweitkorrels worden grutten genoemd.
Hoe werkt nu deze rosmolen? In het midden de werkruimte stond een zware houten spil, de koningsspil of boom. Aan de onderkant van deze centrale spil bevond zich een ijzeren pen (taats) die draait in een taats- of vet-pot die in de ankerbalk is ingewerkt. Beneden de staart werd het paard met een zwingel vastgemaakt, die de molen deed draaien. Een vastgemaakt touw leidde de paarden en belette hen rechtdoor te lopen.
De grutter was eveneens zowel de man, die grutten maakte (ook wel gorter, grut-of gortmolenaar of boekweitmulder genoemd), als winkelier die ze verkocht. Vaak gingen deze beroepen samen.
Voor alle duidelijkheid, bovenstaande tekst heb ik “geleend”. Als je nu gaat googlen op grutterij de leeuw de bouter, zie je dat Pieter dit bedrijf op de Achterweg in Ammerstol voerde. Voor sommigen dus om de hoek. De enige overeenkomst met het schilderij is het aantal paarden wat nodig was om de grutterij draaiende te houden. Paarden dreven de rosmolen dus aan. Vandaar het woord ros. Zij werden regelmatig afgelost. Ze hielden zelf een zandloper in de gaten. Zo gauw de zandloper leeg was, stopten ze met lopen. Als het paard niet tijdig werd gewisseld werd ze gek. Het kreeg dan de “kolder in de kop”. De kolder was de rondgang in de rosmolen. Meer overeenkomsten, dan het gebruik van paarden ,met de molen op het schilderij zijn er niet. Wel de kadastrale gegevens van de Achterweg in Ammerstol.