Familie de Leeuw den Bouter

Het geslacht de Leeuw den Bouter

Hoewel de familie van oorsprong uit de zuidelijke Nederlanden komt, ontstaat de naam de Leeuw de(n) Bouter pas in 1770. 

Of het een verschrijving was, of een bewuste keus dat schrijft de geschiedenis niet, maar Pieter (1) werd gedoopt als Pieter de Leeuw, met als vader Willem de Bouter en als moeder Barbera de Leeuw. Je zou kunnen zeggen; Pieter de Leeuw is eigenlijk een voornaam.

Omdat Napoleon toen nog niet in de Nederlanden was neergestreken was het destijds nog mogelijk om, als het een verschrijving was, dit alsnog te corrigeren. Dat dit niet is gebeurd bevestigt het vermoeden dat dit een bewuste keus is geweest. Deze keus wordt nog versterkt door het volgende. Pieter (1) is grotendeels opgevoed door zijn stiefmoeder en oma. Dat kan de reden zijn geweest voor het behouden van zijn doopnaam. Als een eerbetoon aan zijn moeder zodat men niet zou denken dat hij de zoon was van vaders tweede vrouw Lijsbeth Corporaal. Het huwelijk van zijn vader Willem met Lijsbeth werd kort na het overlijden van Pieters moeder in november 1774 voltrokken.

Pieter, gedoopt op 5 augustus 1770 te Schoonhoven is dus onze lijnvader. Zijn broers en zussen droegen de achternaam de Bouter.

De familienaam bestond op 5 augustus 2020 250 jaar.

Onze lijnvader Pieter (1) trouwde met Johanna de Ronde op 3 april 1795 te Amsterdam. Johanna de Ronde is geboren op 10 juli 1775 in Haastrecht

Hier zijn wel wat misverstanden over omdat er ook aanwijzingen zijn die erop wijzen dat het huwelijk in Haastrecht is gesloten. Wel heeft de verplichte kerkelijke (3 zondagen) afkondiging van het huwelijk in Haastrecht plaatsgevonden en is in het Amsterdamse boek doorgestreept. Het huwelijk is echter in Amsterdam gesloten op acte van de predikant van Haastrecht. De kerkdienst in Amsterdam stond onder leiding van dominee Meiboom. 

Johanna de Ronde

Als je naar de geboortedatum van hun eerste dochter Barbera Lijsbet kijkt, kun je je voorstellen dat ze versnelt zijn getrouwd. In de stamboom kun je zien dat het echtpaar twaalf kinderen heeft gekregen. Negen daarvan zijn tijdens het huwelijk van Pieter en Johanna overleden. 

Waarom naar Amsterdam?

Ze trouwden in 1795, hetzelfde jaar waarin de Fransen ons land binnen vielen. En de omwenteling plaatsvond van de oude republiek der Zeven Verenigde Nederlanden naar de Bataafse republiek. Twee dagen na hun huwelijk werd de vrede van Bazel tussen Frankrijk en Pruisen getekend. Stadhouder Willem V van Oranje-Nassau had de Nederlanden al verlaten en zat in Engeland in ballingschap.  En daarna, toen Pieter (1) en zijn gezin reeds vertrokken waren naar Ransdorp, ontstond in 1806 het Koninkrijk Holland. Het jaar dat Amsterdam, door Lodewijk Napoleon Bonaparte tot hoofdstad werd verklaard. Pieter (1) en zijn gezin waren dus dicht bij de ontstaansgeschiedenis van ons koninkrijk, maar dat zal niet de reden zijn geweest voor hun reis naar Amsterdam.

Wat zochten ze dan wel in Amsterdam en omgeving? De Gouden Eeuw was al geschiedenis en de handel en scheepvaart belandde in een neerwaartse spiraal. O.a. door de oorlogen met Frankrijk en Engeland terwijl ook de koloniale handel al lang over zijn hoogtepunt was.

We weten dat er familie van Johanna in Amsterdam woonde. Zoals de oudere zuster van Janna, Pieternella. Zij huwde in 1794 te Middelburg een jongeman uit Hulst, François de Koster (François  was een kleermaker die na 1806 met zijn gezin in de bedeling terecht kwam. Ze mochten wel in hun eigen huis blijven wonen in plaats van het Armenhuis.. Een soort moderne bijstand dus.) Ook zij zochten hun toevlucht in Amsterdam. Ze waren niet rijk en dat vormde voor Pieter en Johanna dus op zich geen reden om naar het noorden te gaan.

Op het moment van vertrek naar Amsterdam waren Pieternella en François nog niet onder toezicht van de diaconie. dat gebeurde pas nadat Pieter en Janna naar Ransdorp gingen. En de vraag is wie er eerder in Amsterdam woonde. Janna’s gezin of dat van Pieternella. De familie de Ronde zat/zit in de houthandel en de molen, Het schaap/het Lam waar Pieter in 1803 mede-eigenaar van was, was behalve een tijdje een grutmolen ook een zaagmolen.

We weten dat Pieter geschoold was. Of aan deze scholing (van een bepaald beroep) behoefte was en de reden voor het vertrek naar Amsterdam vormde weten we niet. Pieter kwam uit een gezin waar geen armoe heerste, gelet op het feit dat zijn vader over enig vermogen beschikte. Dus een studie in welke richting dan ook is daarom niet ondenkbaar. Op onderstaande tekening van Pieter is te zien dat hij een boek leest. Dat was niet voor iedereen weggelegd. Zijn jongere broer studeerde theologie en werd later predikant.

Deze tekening suggereert dat Pieter een boek leest dus een beletterd man?

We weten wel dat Pieter op 20 mei 1800 samen met Jacobus de Pauw, elk voor 50% een molen kocht van de weduwe van Cornelis Prins, Catharina Schotvanger. De korenmolen had als naam “Het Schaap/het Lam” en stond buiten de Haarlemmerpoort op Honderd Roeden afstand. Een roeden was 3,767 meter vanaf de Haarlemmerpoort. Deze één honderd roe is een begrip geworden in de geschiedenis van de Nederlandse Spoorwegen omdat vanaf deze plek op 20 september 1839 de eerste trein in Nederland naar Haarlem vertrok. Eigenlijk reed deze trein niet van Amsterdam, maar van Sloten naar Haarlem. Sloten was toen nog niet geannexeerd.

Het was niet de meest gelukkige periode uit het leven van Pieter en zijn gezin. Niet alleen de molen brandde na 3 jaar af, ook hebben zij in deze periode 3 kinderen moeten begraven. Zijn eerste zoon Beiaterus in mei 1800, in september 1800 hun dochter Barbera Lijsbet en hun zoon Pieter op 9 augustus 1803 in het jaar van zijn geboorte. 

De restanten van de molen en het bijbehorende huis werden op 23 augustus 1803 verkocht aan zijn compagnon Jacobus de Pauw. Opvallend is dat er in de akte die werd gepasseerd bij notaris Samuel Elter is opgenomen dat er op deze grond nooit meer een roggemolen gebouwd mocht worden.

Sinds hun komst naar Amsterdam hebben ze vermoedelijk op verschillende adressen gewoond. Of de keuze om in de Amstelkerk te trouwen was ingegeven door het woonadres, of omdat de predikant mogelijk een bekende van de familie was is niet helemaal duidelijk. Deze laatste mogelijkheid is wel degelijk reëel omdat deze predikant voor hij in Amsterdam werd beroepen in Gorinchem stond en mogelijk dus een bekende van de familie was. Verder staat vast dat hun dochter Beatrix gedoopt is in de Zuiderkerk op 16 juli 1797, hun derde kind Willem in 1799 in de Amstelkerk is gedoopt. Hun dochter Cornelia op 12 december 1801 is gedoopt in de Eilandskerk en hun zoon Pieter in 1803 is begraven op het kerkhof van de Noorderkerk. Er kunnen natuurlijk andere reden geweest zijn voor deze keuzen, maar een wijziging van het woonadres ligt het meest voor de hand. 

Daarmee is nog steeds niet de vraag beantwoord; waarom Amsterdam. Tussen hun komst in Amsterdam (1795) en de koop van de molen (1800) lagen immers 5 jaren waarin de reden voor hun vertrek naar Amsterdam gevonden kan worden.

Het kan zijn dat ze informele contacten hadden waardoor er een baan kon worden toegeschoven. Verder was er in die tijd een grote vraag naar arbeiders (zelfs vanuit het oosten en Duitsland) en waren de lonen dientengevolge bijzonder hoog. De grote vraag ontstond niet vanwege een economische opleving maar werd veroorzaakt door een sterfteoverschot dat met name Amsterdam trof. Wellicht is Pieter toen in aanraking gekomen met het molenaarsgilde. Ook sjouwers moesten zich destijds bij het gilde laten inschrijven.

Ransdorp

Na de brand van molen “Het Schaap/het Lam” vertrok het gezin van Pieter en Johanna naar Ransdorp (oktober 1803), een dorp dat boven Amsterdam ligt. Pieter kocht daar de molen van Maria Hadderat, weduwe van molenaar Jan Jansz Walboom. Pieter moest hier veel strijd leveren tegen de bakkers om het maalloon op een hoger niveau te brengen. Het loon lag echter al hoger dan in de naburige bannen, zodat de poging om de korenmolen rendabel te houden, mislukte. Om het hoofd boven water te houden begint hij in 1805 koeien te houden. Het gevolg was dat er minder tijd was voor het molenwerk, dat de kwaliteit van het meel afnam en het onderhoud aan de molen werd verwaarloosd. Hoewel het hem lukt om in 1810 een forse verhoging van het maalloon door te voeren – ten opzichte van 1795 een stijging van 60% – blijft hij aandringen op nog meer, omdat de molen grote reparaties moet ondergaan. De verhoging blijft uit en in april 1813 verkoopt hij de molen en het bijbehorende huis aan Anthonie Rekoert. (uit “Vlekken in waterland”, auteur Arijan Porsius). Deze economische omstandigheden waren er de oorzaak van dat het gezin rond 1813 Ransdorp verliet en terug ging naar hun geboortestreek aan de Lek. Om precies te zijn naar Gelkenes waar Pieter, zoals blijkt uit diverse documenten, ook bekend stond als korenmolenaar. Dit dorp (Gelkenes) viel eigenlijk onder Groot-Ammers, en in de periode 1812 tot 1817 viel Groot-Ammers weer onder Nieuwpoort. De molen in Ransdorp werd bij een brand in 1814 verwoest. Pieter had de molen dus (1813) verkocht aan Arij Recourt, terwijl zijn vader Anthonij Recourt op zijn beurt molen de Pauw te Gelkenes aan Pieter had verkocht. 

Gelkenes

Toen Pieter en Johanna aankwamen in Gelkenes was er in de samenstelling van het gezin wel veel veranderd. 

De eerste dochter Barbera Lijsbet, geboren in 1795 overleed in Amsterdam en is begraven op 6 oktober 1800.

Beatrix, geboren op 16 juli 1797 in Amsterdam overleed voor 20 oktober 1808 te Ransdorp. 

Barbera (2) werd geboren op 26 november 1804 te Ransdorp en daar in oktober1806 begraven.

Beatrix (2) werd geboren op 20 november 1808 te Ransdorp en overleed aldaar in hetzelfde jaar.

De zonen Beiaterus en Pieter moesten zij al in Amsterdam begraven.

Samen met hun overgebleven kinderen; Willem geboren in 1799, Cornelia geboren 1801, Barbera (3) geboren in 1806 en Pieter (2) geboren op 18 mei 1811 te Ransdorp vormden zij het gezin zoals dat in Gelkenes aan een nieuw avontuur begon. 

Molen de Pauw Groot Ammers

Met zijn zoon Willem werkte hij als korenmolenaar van 1813 tot 1821. Willem, die aan het Gelkenes meer woonde,  overleed in 1822. Willem diende in de 9e afdeling infanterie en is waarschijnlijk in militaire dienst overleden. Zijn jongere broer Pieter (3) werd immers finaal vrijgesteld omdat een broeder in dienst was overleden. Dat kan alleen Willem zijn.  

De molen was inmiddels aan Jan Spruijtenburg verkocht. 

Bij deze Willem de Bouter, zoon van Pieter (1) valt m.b.t. de familienaam nog iets bijzonders op. Deze zoon van Pieter (1) wilde ook de toevoeging “de Leeuw” voor zijn zoon behouden. Dat is in het jaar dat deze jongen overleed, 1827 door de Arrondissementsrechtbank te Gorinchem geschrapt.

En dat was niet voor het eerst dat de tweede achternaam een discussie vormde. De eerste zonen van Pieter en Johanna kregen de achternaam de Bouter. Bij de Pieters die daarna geboren werden veranderde dat. Zo heeft onze lijnvader Pieter (2) geboren in Ransdorp op 18 mei 1811 de volgende voornamen gekregen; Pieter de Leeuw, precies zoals zijn vader destijds bij de doop. Deze aangifte is gedaan in Ransdorp, gemeentearrondisement van Hoorn, Departement van de Zuiderzee. Dit terwijl de vader dus al Pieter de Leeuw de Bouter heette. Opvallend is dat hij voor zijn dochters deze kunstgrepen niet hoefde uit te halen. Zij kregen gewoon de achternaam van Pieter (1) mee. Ook al ging dat soms niet geheel vlekkeloos. Pieter vertrok met gezin uit Groot Ammers en streek neer aan de andere kant van Lek.

Ammerstol

Onze zoektocht naar de molen op het schilderij levert een mooie bijvangst op. Molen 4 is gevonden, een rosmolen. We dachten aanvankelijk dat er in het leven van Pieter (1) geen plaats meer was voor nog een (polder)molen. Nadat hij stopte als korenmolenaar in 1821 op molen de Pauw in Groot-Ammers werd hij immers grutter/kruidenier. Soms struikel je bijna over de antwoorden of liggen ze voor sommigen letterlijk om de hoek. We hebben dus weer een molen gevonden. Geen poldermolen, maar ach wie maalt daar nu nog om. En wie zegt dat de molen op het schilderij een poldermolen is. Pieter werd dus grutter. Eerst maar even een uitleg over een grutter. Een grutter werkt in een grutterij. Een grutterij is een bedrijf, ook wel grutmolen genoemd, waarin “grutten” gemaakt werden, d.w.z. waar de zaadkorrels van boekweit en bepaalde graansoorten (gerst en haver) in kleine stukjes werden gebroken. Dit was goedkoop voedsel en werd als pap gegeten. De boekweit werd in de grutterij eerst op een eest gedroogd. Op de eest is de bast al voor een deel gesprongen, hij wordt nu van de gepelde korrel losgemaakt en de zo gepelde korrel wordt tegelijkertijd gebroken tussen de breekstoel, aangedreven door de rosmolen. Gebroken boekweitkorrels worden grutten genoemd.
Hoe werkt nu deze rosmolen? In het midden de werkruimte stond een zware houten spil, de koningsspil of boom. Aan de onderkant van deze centrale spil bevond zich een ijzeren pen (taats) die draait in een taats- of vet-pot die in de ankerbalk is ingewerkt. Beneden de staart werd het paard met een zwingel vastgemaakt, die de molen deed draaien. Een vastgemaakt touw leidde de paarden en belette hen rechtdoor te lopen.
De grutter was eveneens zowel de man, die grutten maakte (ook wel gorter, grut-of gortmolenaar of boekweitmulder genoemd), als winkelier die ze verkocht. Vaak gingen deze beroepen samen. Voor alle duidelijkheid, bovenstaande tekst heb ik “geleend”
. Als je nu gaat googlen op grutterij de Leeuw de Bouter, zie je dat Pieter dit bedrijf op de Achterweg in Ammerstol voerde. Voor sommigen dus om de hoek. De enige overeenkomst met het schilderij is het aantal paarden wat nodig was om de grutterij draaiende te houden. Paarden dreven de rosmolen dus aan. Vandaar het woord ros. Zij werden regelmatig afgelost. Ze hielden zelf een zandloper in de gaten. Zo gauw de zandloper leeg was, stopten ze met lopen. Als het paard niet tijdig werd gewisseld werd ze gek. Het kreeg dan de “kolder in de kop”. De kolder was de rondgang in de rosmolen. En zo leer je iedere keer iets nieuws. Sorry, maar meer overeenkomsten met het schilderij konden we nog niet ontdekken. Wel de kadastrale gegevens van de Achterweg in Ammerstol.

Pieter overleed op 19 december 1848 te Rotterdam. De aangifte werd gedaan door Dirk Willem de Grauw en zijn broer Jacob de Grauw. Dirk Willem is de schoonkleinzoon van Pieter. Hij is om 12.00 uur in het huis aan de Visschersdijk in wijk 2 overleden. De Vissersdijk bestaat nog steeds en ligt in het centrum van Rotterdam vlak achter de Markthal.

akte van overlijden van Pieter de Leeuw de Bouter

Pieter (2)

Pieter de Leeuw de Bouter (2) geb. 18 mei 1811 te Ransdorp en zoon van Pieter (1) en Johanna de Ronde, huwde op 11 juni 1836 Cornelia Verheul. Getuige bij dit huwelijk was Jan Spruijtenburg, hij kocht in 1821 molen de Pauw te Gelkenes van Pieter (1).  Op 6 november 1837 overleed Pieter (2) op 26-jarige leeftijd terwijl zijn vrouw in verwachting was. Binnen 300 dagen na zijn dood en geëcht door Pieter en Johanna, beviel Cornelia Verheul op 21 juni 1838 van een tweeling. Een dochter Cornelia en een zoon Pieter (3). De familienaam bleef voortbestaan. Korte tijd later vertrok Cornelia Verheul naar haar geboortestreek Giessendam, samen met haar zoon Pieter (3). Haar dochter Cornelia bleef achter bij opa en oma.

Pieter (3)

Pieter de Leeuw de Bouter (3) trouwde op 3 juni 1859 met Pieternella den Breejen. Pieternella stierf kort na de geboorte van haar tweede dochter op 11 oktober 1861. Op 14 december 1861 trouwde hij voor de tweede keer, nu met Teuntje Klop. Dat huwelijk had 7 kinderen waarvan er twee jong zijn gestorven. Het is bij de kinderen van deze Pieter (3) dat de naam de Bouter, den Bouter werd. De reden hiervoor is niet duidelijk. Het zou een verschrijving kunnen zijn. Pieter woonde nl. in Hardinxveld. Daar kent men een wijk (buurtschap) dat de naam Den Bout draagt.

Het gezin van Pieter (3) heeft op vele adressen in Hardinxveld gewoond. Tussen 1860 en 1878 woonde zij bijna ieder jaar in een ander huis. Zij gingen van A169 naar A104 naar A182 nk weer naar A169 naar A172d naar A182a nk naar A172a nk naar A330 naar A183 en naar A328 zo ongeveer. Je kunt wel concluderen dat zij ergens langs de rivierdijk in Boven-Hardinxveld woonden. Pieter was in die tijd visser. Niet zo vreemd omdat hij trouwde met een telg uit de familie Klop, sinds eeuwen en nu nog steeds, beroepsvissers op de Merwede, in de Biesbosch en het kanaal van Steenenhoek. Wat opvalt is dat hij na het overlijden van zijn vrouw Teuntje Klop weer te boek stond als arbeider. 

Pieter (4)

We komen in de buurt van de 20e eeuw. Pieter (4) geboren op 12 november 1862 in Hardinxveld, trouwt op 9 april 1887 met Jozina van Zanen. Zij werd geboren op 30 augustus 1864. 

Zij trouwden in het jaar waarin de bouw van de Eifeltoren startte en de zwagers Willem Vroom en Anton Dreesmann, (“beiden winkelier in Amsterdam”) een winkel aan de Weesperstraat openden. We komen op bekend terrein. Ook Pieter en Jozina kregen kinderen, maar net als bij Pieter (1) hebben zij tijdens hun leven veel kinderen moeten begraven. Tussen 1884 en 1900 zijn er vijf dochters met de naam Teuntje kort na hun geboorte overleden. Ook zoon Arie Willem, geboren in 1898 werd maar 1 jaar oud. En hun zoon Jan Arie (1902-1919) heeft ook niet lang geleefd.

Alleen twee jongens hebben een langer leven gekend.

Pieter (5) werd geboren in 1890 en overleed 77 jaar later in 1967.

Hendrik werd geboren in 1895.

We komen nu in een periode waarin de meeste nazaten van Pieter (1) nog in leven zijn. Enige terughoudendheid is dus vanaf nu geboden.

Hendrik is namelijk de overgrootvader van o.a. Mats de Leeuw den Bouter (1994) en Pieter (5) is de vader van de nog in leven zijnde Dirk Jan Willem de Leeuw den Bouter (1931). Hij woont nog aan de Lekdijk in Ammerstol.

De overige Pieters.

De overige Pieters die in de lijn van Pieter 1 geplaatst kunnen worden zijn niet talrijk. Deze lijn houdt op enig moment zelfs op.

Pieter 6, geboren in 1912 en overleden in 1977, zoon van Pieter 5.

Pieter 7, geboren in 1945 is woonachtig in Zuid-Afrika. Deze Pieter, zoon van Pieter 6, voorlopig de laatste in een lange traditie van Pieters, heeft alleen een zoon die de naam Werner draagt.”

En daarmee zijn we in een tijd aanbeland waarin vernoemingen uit de gratie raakten. De naam de Leeuw den Bouter zal echter nog lang voort blijven bestaan. Zeker nu ook meisjes de naam mogen voortzetten.